Etstechniek

 

Francisco José de Goya y Lucientes , El sueno de la razon produce monstruos (De droom van de rede brengt monsters voort), nr 43 uit ‘Los Caprichos’, ca. 1797-99, ets en aquatint, Rijksmuseum Amsterdam

Jan Schindler, De nacht van Goya, ets en aquatint

Geschiedenis

De etstechniek ontstond tussen 1450 en 1500, maar al lang daarvoor pasten de wapensmeden het als hulpmiddel in hun ambacht toe. Zij brachten versieringen aan op de voorwerpen die ze maakten. Maar het materiaal van de zwaarden en harnassen was zo hard, dat er nauwelijks in te graveren viel. De wapensmid tekende zijn voorstellingen daarom in een waslaag die op het werkstuk was aangebracht. Vervolgens liet hij een zuur (azijn en groenspaan-koperacetaat) het werk doen. Zo kwam iemand op het idee dat je hetzelfde kon toepassen op een koperplaat.

De eerste etsen werden aan het begin van de 16e eeuw gemaakt in Duitsland. De vroegst gedateerde ets werd in 1513 gemaakt in Duitsland. De eerste kunstenaar in Nederland die de etstechniek gebruikte, was waarschijnlijk Lucas van Leyden (werkzaam omstreeks 1520). Rembrandt slaagde er honderd jaar later in om de techniek volledig te beheersen. Tot in onze eeuw is zijn etskunst een bron van inspiratie geweest voor andere kunstenaars. Beroemde kunstenaars als Goya en Picasso werden door zijn etsen geïnspireerd.

 

Etstechniek

Lijnets

Etsen is een diepdruktechniek. Diepdruk is een druk waarbij de lijnen en vlakken die afgedrukt moeten worden, verdiept in een plaat liggen. Deze verdiepte lijnen houden de inkt vast. Diepdruk is een grafische druktechniek. Deze druktechniek is ooit bedacht om van één beeld meerdere afbeeldingen (afdrukken) te maken. Het wezenlijke verschil tussen etsen en de andere diepdruktechnieken is dat er niet in het metaal wordt gesneden of gekrast. Het beeld wordt uitgewerkt door een zuur te laten inbijten in de metalen plaat, waarbij een zuurbestendige substantie (de etsgrond) wordt aangebracht op de delen die niet geëtst moeten worden. Een lijnets is een ets die alleen uit lijnen bestaat. Deze term wordt wel gebruikt ter onderscheiding van etsen waarbij ook vlakken zijn bewerkt, zoals bij aquatint.

De etstechniek verloopt in verschillende stadia:

  • Eerst wordt een metalen plaat (koper of zink) aan de bovenkant bedekt met etsgrond. Dat is een zacht mengsel van was, hars en asfalt. De achterkant van de plaat dekt je af met spirituslak (schellak opgelost in spiritus). Dit is een harde lak die de achterkant beschermt tegen het zuur.
  • Dan teken je in de zachte etsgrond de voorstelling met een etsnaald. Elke lijn haalt de etsgrond weg en legt het metaal bloot.
  • Als de tekening klaar is, leg je de plaat in een agressief zuurbad. De etsgrond is tegen dit zuur bestand. In de niet met etsgrond bedekte stukken, de lijnen van de tekening dus, bijt het zuur iets van de metalen plaat weg. De lijnen worden groeven. Hoe langer de plaat in het zuur ligt, hoe dieper de groeven worden weggebeten.
  • Als de plaat lang genoeg in het zuur heeft gelegen, haal je de plaat uit het zuurbad en kan de etsgrond worden verwijderd. Daarna smeer je de plaat in met drukinkt. Die poets je weer van het oppervlak weg, totdat er alleen nog inkt in de groeven zit. Dit heet ‘afslaan’.
  • Dan kan je gaan drukken. De plaat wordt met een blad papier erop (wat vochtig gemaakt, zodat het de inkt goed opzuigt) door een drukpers gehaald. De inkt uit de groeven wordt op het papier geperst. De voorstelling komt in spiegelbeeld op het papier.

Door de zware pers zijn ook de randen van de metalen plaat, zonder inkt, in het papier gedrukt. Onder andere hieraan is een echte afdruk van een kopie te onderscheiden.

Het is mogelijk om ook op het oppervlak van de plaat een laagje inkt te laten zitten bij het afdrukken. De schilderachtige effecten van deze werkwijze worden ‘plaattoon’ genoemd. Een andere manier om toon te krijgen is aquatint.

 

Aquatint

Naast de gewone lijnets bestaan er ook andere etstechnieken, zoals de aquatint. Deze etstechniek is ideaal om verschillen in toon te krijgen, van heel licht grijs tot dekkend zwart. De gepolijste etsplaat wordt in een stuifkast gelegd, waar harspoeder of asfaltpoeder op de plaat wordt gestoven. Daarna wordt de plaat op een rooster gelegd en met een gasvlam gelijkmatig verwarmd zodat de harskorrels of het asfaltpoeder smelten. Wanneer de bestoven etsplaat in een etsbad gelegd wordt, bijt het zuur rond de hars- of acrylpuntjes. Hoe langer de plaat in het bad blijft liggen, hoe donkerder het vlak wordt. Door tussentijds delen van de plaat af te dekken met afdekvernis en de overige delen langer te laten inbijten, kan men verschillende grijsnuances verkrijgen.

De tegenwoordig gebruikte methode werd rond 1750 ontwikkeld en de beroemdste gebruiker is de Spaanse schilder en etser Francisco Goya die er enkele tientallen jaren later beroemde series prenten mee maakte. Zie de prent bovenaan deze pagina.

 

Suikerets en suikeraquatint

Methode om lijnen en vlakken met een lichte toon te verkrijgen.  Dit procédé wordt meestal gecombineerd met een aquatint, maar dat hoeft niet. De lijnen en vlakken worden op de plaat getekend met een suikeroplossing die is gekleurd met inkt of gouache. Wanneer het droog is, wordt de suikertekening bedekt met etsgrond. Vervolgens wordt de plaat in warm water gedompeld waarna de suiker oplost en op die plaatsen de etsgrond loslaat. De oorspronkelijk getekende stukken zijn zichtbaar geworden als blank metaal. De plaat is nu klaar om geëtst te worden.

Om een suikeraquatint te krijgen worden de blanke stukken eerst bestrooid met bijvoorbeeld harspoeder om bij het zuren een aquatintgrein (korrel) te krijgen.

 

Vernis mou

Etstechniek om korrelige lijnen te krijgen of structuur. Een zachtere etsgrond dan normaal wordt bedekt met vochtig, korrelig papier. Op het papier wordt met een harde stift getekend. Wanneer het papier wordt weggehaald, blijven daar waar getekend is, deeltjes etsgrond aan het papier zitten. Dit geeft bij het zuren korrelige lijnen. Omdat het laagje zacht en kleverig is, blijft het namelijk hangen aan alles wat er stevig in gedrukt wordt. Materialen met een duidelijke structuur zoals weefsels, garen, veren en houtnerven komen heel nauwkeurig over bij het etsen. Ze worden op de zachte was gelegd en aangedrukt of door de pers gehaald. Voor het eerst toegepast ca 1600, maar vooral in de 18e eeuw. Eén van de witte wieven etsen is met (onder andere) deze techniek gemaakt: Verscholen.

Verscholen, vernis mou en aquatint

 Partycats, een suikerets  

Mooi voorbeeld van aquatint: Uil en egel in de nevel

Bronnen:

  • Handboek druktechnieken, Louise Woods (red.), uitgeverij Cantecleer, 2003
  • Het prenten-ABC, Rijksmuseum Amsterdam, uitgave: Rijksmuseum Stichting
  • Het Rembrandthuis
  • Wikipedia-Ets

Copyright 2023, Jan Schindler. All rights reserved.

Webredactie en teksten Mariëtte Groeneveld